Iemand zonder moedertaal in de zaal?Wat de stagiairs betreft, was 2014 voor De Taalsector nu al een topjaar. Mag ik u nog voorstellen: Eric Seth Ampong. Eric is meertalig opgevoed, maar op de vraag naar zijn moedertaal blijft hij het antwoord schuldig.

Een man zonder moedertaal, hoe kan dat nu? En nog wel bijna afgestudeerd als vertaler aan de Universiteit Antwerpen! Ja, zegt Eric, dat zit mij ook dwars en de tijd is rijp om het uit te spitten.

Hier komt het persoonlijke verhaal van de meertalige opvoeding van Eric Seth Ampong.

In het kader van zijn masterscriptie over meertalig opvoeden is Eric op zoek naar informanten. Bent u zelf meertalig aan het opvoeden of bent u zelf meertalig opgevoed én herkent u het verhaal van Eric? Of kent u iemand die het min of meer zoals Eric heeft meegemaakt? Doe Eric een plezier en deel uw informatie met hem. In ruil krijgt u als eerste zijn scriptie te lezen ... én een persoonlijke vermelding in zijn dankwoord.

Lees mee. Doe mee!


Luik
Mijn moeder kwam in 1990 van Ghana naar België. De enige officiële taal in Ghana is Engels. Hiernaast bestaan er evenwel nog zo’n 75 andere talen of dialecten. De moedertaal van mijn moeder is Twi. Bij haar aankomst in Luik werd ze even opgevangen door enkele meelevende nonnen van een Luikse abdij. Als pasgeboren baby maakte ik dus kennis met drie talen: Twi (mijn moedertaal), Engels (de taal die mijn moeder gebruikte om zich in het openbaar verstaanbaar te maken) en Frans (de taal van de omgeving).


 

Antwerpen
Na enkele maanden vertrokken moeder en ik naar Antwerpen om er bij familie te verblijven. De omgangstaal in de familie was Twi; Ghanezen onder elkaar spreken nooit Engels.

Toen ik twee was, ging ik in Antwerpen voor het eerst naar de kleuterschool. Daar leerde ik mijn nieuwe omgevingstaal (het Nederlands) kennen. Mijn moeder sloot in die periode ook vriendschap met een van haar eerste Belgische vrienden. Hij bracht ons wat Nederlands bij. Hij en moeder spraken Engels met elkaar. Hij sprak wel Nederlands met mij.

Toen ik vier was leerde moeder mijn stiefvader (Belg) kennen. Hij sprak zo goed en zo kwaad als hij dat kon Engels met mijn moeder en sprak Nederlands met mij.

Naarmate moeder wat Nederlands bijleerde, probeerde ze ook in gebroken Nederlands met mij te praten. Een van de typische dingen die ze in het Nederlands probeerde te doen was vragen naar het verloop van mijn dag.

Kalfort
Toen ik vijf was, verhuisden we van de stad naar een gehucht genaamd Kalfort, bij Puurs in de provincie Antwerpen. Daar ging ik naar de derde kleuterklas. Ik bleef er een jaar zitten op advies van de leerkrachten die vermoedden dat ik nog niet rijp was voor de eerste leerjaar. Omdat ik in de klas van ’89 zat, maar in januari 1990 geboren ben, had ik het misschien net iets moeilijker. Ik weet niet zeker of er toen sprake was van taalachterstand. Ik was wel bijzonder stil. Bij echte leeftijdsgenoten zitten zou me goed doen, klonk het. Ik deed de derde kleuterklas dus over. Verder ging alles z’n gewone gangetje.

Engelands
Een of twee jaar later - ik was toen 7 en zat in het eerste leerjaar - kwam mijn vier jaar oudere broer van Ghana naar Kalfort.


Tot dan had ik hem nog nooit ontmoet. Omdat hij nog geen Nederlands kon, spraken onze stiefvader en ik Engels met hem. Hij sprak wel in het Twi met moeder. In minder dan een jaar tijd had hij het Groene Boekje, echt waar… doorgenomen. Hij begon samen met mij in het eerste leerjaar, maar stootte snel door naar de klas van zijn leeftijdsgenoten.
Beetje bij beetje ging ik ook Nederlands met mijn oudere broer praten. We creëerden wel ons eigen taaltje: de ene keer spraken we Nederlands en de andere keer toch weer Engels. En vaak gebruikten we ook een mix van beide talen: Nederlands en Engels in een en dezelfde zin, ‘Engelands’ zou je het kunnen noemen. In het openbaar zouden we vaker Nederlands praten en switchen naar het Engels zodra we thuis waren.

Ik begon ook Engels met moeder te praten om bepaalde conversaties vlotter te doen verlopen want ik had als kind al door dat mijn moeder het Nederlands niet goed beheerste.
Zo spraken we toen met elkaar en zo spreken we nog steeds met elkaar. Ik moet zeggen dat we daar met elkaar nooit een echt gesprek over hebben gehad.

Ondertussen, toen ik vijf was, was er een halfbroertje bijgekomen. En toen ik 10 en 14 was kwam er telkens nog een halfzusje bij. Dat veranderde allemaal quasi niets tussen mijn moeder, mijn oudere broer en ik: we bleven met elkaar in het Engels praten, maar tegen mijn halfbroertje en halfzusjes spraken en spreken we Nederlands – ook mijn moeder dus. Mijn halfbroertje en halfzusjes spreken thuis dus geen Engels of Twi, maar horen het er vaak. Als moeder al eens de stem moet verheffen, dan doet ze dat in het Twi, en dan weten de jongsten ook wat ze zegt of bedoelt.

Weigerperiode
Ikzelf spreek ook geen Twi, maar ik versta er wel alles van. In mijn pubertijd (14 à 15 jaar) verraste ik moeder en Ghanese familieleden als het ware door wat Twi met hen te babbelen. Mijn uitspraak was echter niet zo zuiver als dat van een echte Ghanees. Ik hoorde aan hun gegniffel dat er iets niet klopte. “Hij klinkt als een van hen”, hoorde ik vaak. Met ‘hen’ bedoelden ze een naburige stam in Ghana die ook Twi spreekt, maar met een bepaald accentje. Dat kon ik niet verdragen. Ik vond er plezier in verschillende talen te kunnen spreken, maar ik was/ben ook koppig. En toen besliste ik: “Ik spreek geen Twi meer.”


 

Ik heb sindsdien ook geen Twi meer gesproken. Als iemand me in het Twi aanspreekt, spreek ik Engels terug. Dat gold en geldt ook voor mijn moeder, die dan pas doorhad dat ik alles wel verstond, maar de taal gewoon niet gebruikte.

Meer talen
In het derde middelbaar koos ik de richting moderne talen – wetenschappen. Daar kreeg ik naast Engels en Frans ook drie uur Duits. Dat was toen nieuw voor mij. Ik blonk niet uit zoals in het Engels, maar het Duits ging me net als het Frans goed af.

Nog meer talen
Als kind al speelde ik heel graag met talen en toen ik 18 werd, moest ik beslissen wat ik ging studeren. De keuze was gauw gemaakt. Ik zou voor vertaler-tolk studeren aan het HIVT (Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken, nu Universiteit Antwerpen) met als talencombinatie Nederlands, Engels en Chinees. Engels omdat ik het gevoel had dat dat nog beter kon en Chinees omdat ik toekomstgericht wilde denken.

Vanaf mijn derde jaar voegde ik Spaans als evenwaardige studietaal toe aan mijn talencombinatie. Op het einde van de rit had ik een bachelordiploma in de toegepaste taalkunde met de talencombinatie Nederlands, Engels, Chinees en Spaans.

Tussen mijn bachelor en master ben ik een jaar in China gaan studeren met een beurs van de provincie Antwerpen.

China
China was een ervaring die me altijd zal bijblijven. Vanaf de eerste les wist ik hoe laat het was. Ik herinner me dat ik diep teleurgesteld was in mezelf. Ik kon niet eens mezelf fatsoenlijk voorstellen en kon drie vierde van wat er gezegd werd niet verstaan. Ik voelde me dom en dacht bij mezelf: “Wat heb ik de voorbije jaren op school geleerd?” Achteraf bleek het antwoord simpel: ik had enkel woordjes of beter karakters geleerd. Mijn prof Chinees in België had me al heel vroeg in het eerste jaar verteld dat ik aanleg had omdat ik bijzonder goed karakters kon herkennen en onthouden. Maar dat was het dan ook. Het verbaast me nu nog steeds dat ik pas in China tot het besef kwam dat ik nauwelijks een zin kon vormen.

De enige manier die ik toen kon bedenken om vat te krijgen op het Chinees was mezelf op te sluiten en gedisciplineerd de grammatica uit de verschillende leerboeken te studeren. Ik probeerde wat ik uit de boeken en lessen haalde meteen in praktijk om te zetten met medestudenten. Dat was vaak lachwekkend en overdreven, maar het hielp wel.


 

Na een maand voelde ik me op mijn gemak in de les. Luisteren ging gemakkelijker als spreken, maar geleidelijk aan verbeterde mijn spreekvaardigheid.
Na drie maanden China had ik zelfs het gevoel dat ik meer had geleerd dan in vier jaar in België.
Na zeven maanden legde ik de HSK 5 af. Dat is een internationaal erkend examen om je niveau Chinese taalvaardigheid te testen. Er zijn 6 niveaus waarvan zes het hoogste niveau is. Ik behaalde 77%.

Terug in België begon ik aan mijn masteropleiding in het vertalen en nu sta ik op het punt om af te studeren als master vertaler.

Luistervinken
Op een gegeven moment besefte ik dat ik de drie meest gesproken talen ter wereld aan het studeren was en hoewel het niet van een leien dakje ging, was ik tevreden. Ik zag talen als sleutels voor het openen van deuren tot nieuwe culturen. Met talen kon ik dingen horen en zien waar eentaligen zich niet mee bezighielden. Je zou kunnen zeggen dat ik een zeer nieuwsgierig iemand ben. Ik luistervink ook enorm graag. Zeker in de stad, op school, op bus of trein.
Overal zijn er conversaties aan de gang en dan pik ik graag  een woordje mee. Tegenwoordig kan ik dat in het Nederlands, Ghanees, Engels, Chinees, Spaans, Frans en Duits.

(G)een moedertaal?
En toch, na zoveel jaren talen te hebben gestudeerd blijf ik met een onbehaaglijk gevoel zitten. Het gevoel dat ik geen enkele taal op moedertaalniveau beheers. Dat frustreert me, omdat dat moedertaalniveau in mijn ogen net een eis is die je kunt stellen aan een professionele vertaler. Ik mag dan wel goed zijn in meerdere talen, ik ben niet uitmuntend in één taal. Ik struikel nog wel eens over een vaste woordcombinatie in het Nederlands; Ik maak kleine fouten die een moedertaalspreker volgens mij niet zou maken. En ik kan niet verklaren hoe dat komt.

Daarom wil ik uitspitten hoe het komt dat ik die fouten nog altijd maak. Ik wil weten in welke mate het te maken heeft met mijn meertalige opvoeding. Dat is wat ik dit jaar grondig ga onderzoeken in het kader van mijn masterthesis.

Meedoen?
Herkent u mijn situatie? Bent u zelf meertalig opgevoed of bent u zelf meertalig aan het opvoeden? Kent u mensen die het min of meer zoals ik hebben meegemaakt?

En wilt u met mij informatie delen? Ik ben geïnteresseerd in uw persoonlijke ervaring.

Mag ik met u contact opnemen? Zo ja, geef me dan een seintje via tel. +32 (0) 472 71 19 80.

Eric Seth Ampong

(foto Darren Powers)